In mijn gesproken taal ben ik soms wat kort door de bocht, scherp en ongenuanceerd. In een gesprek kun je dat toelichten en uitleggen waar nodig. In mijn geschreven stukken ben ik vaak te formeel en daarmee saai. Maar als ik het opschrijf zoals ik het zou zeggen, dan staat het er ineens, zo hard, zo stellig, zo niet zoals ik het bedoel. Een dilemma!
Een tijdje terug had ik een onverwacht leuk gesprek over leiderschap met een vestigingsdirecteur. In datzelfde gesprek noemde hij me echter ook ‘een trut’. De reden? Ik vroeg door over een bijzin en poneerde een statement. Ik was wat kort door de bocht, maar wat ik zei raakte.
‘Als je het lastig hebt met je medewerker, dan ligt dat aan jou,’ is wat ik zei. Zelfs nu ik het opschrijf denk ik: ‘ja, maar….’ en komen er nuances, want die zijn er natuurlijk. En uitzonderingen en tig redenen waarom het nu juist anders is en en en… Maar zoals mijn eerlijke gesprekspartner toe gaf, het was wel waar. Die eerlijke pure waarheid gaf ruimte. Want toen de waarheid er mocht zijn, was de oplossing ook voorhanden. Dus iets te kort door de bocht, maar wel de ideale lijn.
Ik ga wat vaker naar mezelf luisteren en dat opschrijven. Kort door de bocht uitspraken, zetten aan tot denken. Voor mijzelf en voor anderen. Een mooier resultaat kan bijna niet.
Wil jij ongezouten feedback op je vraagstuk? 😉 Mail me gerust!